Het oor
Het oor is onder te verdelen in 3 stukken; het uitwendig oor (buitenoor), het middenoor, en het binnenoor. Tezamen wordt dit ook wel het perifere gehoor genoemd.
Het uitwendige oor (buitenoor)
Het uitwendige oor of buitenoor omvat de oorschelp en de gehoorgang, die loopt tot aan het trommelvlies. De oorschelp bestaat uit kraakbeen, bedekt met een laagje huid. De oorschelp helpt bij het richtinghoren. Het buitenste deel van de gehoorgang bestaat uit kraakbeen, terwijl het binnenste deel van de gehoorgang bestaat uit hard bot. Beiden zijn bekleed met huid. De gehoorgang is ongeveer 2,5 cm lang en heeft een S-vorm en loopt iets omhoog. In het buitenste gedeelte van de gehoorgang bevinden zich haartjes. Hier bevinden zich ook een aantal kliertjes die oorsmeer (cerumen) afscheiden. Het oorsmeer bindt stof en vuil aan zich dat samen met het oorsmeer door de haartjes naar buiten wordt gebracht.
Het middenoor
Het middenoor bevindt zich tussen het trommelvlies aan de buitenkant en het ovale venster meer hoofdinwaarts. De luchtdrukverschillen drukken het trommelvlies beurtelings naar binnen en zuigen het naar buiten. Via drie kleine botjes (hamer/malleus, aambeeld/incus en stijgbeugel/stapes) wordt de beweging van het trommelvlies doorgegeven aan het ovale venster.
De holte waarin de gehoorbeentjes liggen wordt ook wel de trommelholte genoemd en is met lucht gevuld. Deze holte staat door middel van de buis van Eustachius in verbinding met de buitenlucht. Het middenoor, waarin de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel zich bevinden, moet er nu voor zorgen dat dit geluid zonder al te veel verlies van energie omgezet wordt in een trilling van de vloeistof in het slakkenhuis (de cochlea). Omdat het ovale venster een veel kleiner oppervlak heeft dan het trommelvlies en omdat de botjes als hefboom werken, worden de zwakke bewegingen van het trommelvlies mechanisch versterkt. De botjes kunnen in hun bewegingen geremd worden door kleine spiertjes die reflexmatig worden aangespannen wanneer het oor getroffen wordt door heel luide, lage trillingen. Na bijvoorbeeld een hardrockconcert blijven we enige tijd hardhorend omdat deze zelfbeschermingsreflex zich niet meteen ontspant. Helaas komt deze reflex te laat op gang om ook gehoorbeschadiging als gevolg van explosies te voorkomen.
Het binnenoor
Het binnenoor is voor de waarneming van de spraak het belangrijkste gedeelte van het perifere gehoor. Hier worden die fysieke geluidstrillingen omgezet in elektrische trillingen voor verdere verwerking in het centrale gehoor (in de hersenen).
Het binnenoor wordt ook wel het slakkenhuis (cochlea) genoemd. Het is aan de bovenzijde getooid met drie half-cirkelvormige buizen. Hierin bevindt zich ons evenwichtsorgaan, dat bij het horen verder geen functie heeft. Het slakkenhuis is een buis van ongeveer 35mm, die bij het ovale venster smal en dik is en naar binnen breed uitloopt, maar steeds dunner wordt. Het slakkenhuis is gevuld met een waterachtige vloeistof (perilymfe) en wordt over de totale lengte horizontaal in tweeën gedeeld door het basilair membraan. Het basilair membraan is aan de basis dik en stijf, maar wordt naar het uiteinde toe dunner en soepeler. Het membraan loopt echter niet helemaal tot de spits, zodat de bovenste kamer van het slakkenhuis in open verbinding staat met de onderste. De vloeistof in het slakkenhuis zit opgesloten tussen twee vliezen; het ovale venster aan de basis en het ronde venster aan het uiteinde. De bewegingen van het ovale venster zetten zich als drukgolven voort in de vloeistof van het binnenoor, zowel in de onderste als bovenste kamer. Het basilair membraan deint mee. Hierdoor komen de hele fijne haarcellen in beweging. De haarcellen geven dan een zenuwinpuls af (via de zenuwvezels die in de centrale gehoorzenuw gebundeld zijn) naar de hersenen en blijft dat doen tot de deining ophoudt.
Snelle trillingen (hoge frequenties) leiden tot stimulering van het basilair membraan in de buurt van de (dikkere en stijve) basis. Langzame trillingen (lage frequenties) stimuleren het basilair membraan meer naar het dunne, flexibele uiteinde toe. Sterkere, intensere geluidsstimulering leidt tot een deining over een groter stuk van het basilair membraan.
Slechthorendheid
Veel mensen hebben in meer of mindere mate last van een verminderd gehoorvermogen. Dit kan mensen (ernstig) beperken in hun dagelijkse bezigheden. In veel gevallen is het gehoor dermate achteruitgegaan dat mensen moeite hebben met het volgen van gesprekken. Dit is niet alleen vervelend voor de persoon zelf, maar ook voor mensen in de omgeving.
Slechthorendheid kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het gehoor verminderen door overdadige blootstelling aan te veel lawaai, door bepaalde medicijnen of door een ziekte van het gehoororgaan. Het gehoor wordt natuurlijk ook minder, naarmate men ouder wordt (ouderdomsslechthorendheid of presbyacusis). Ook kan slechthorendheid zich op jongere leeftijd voordoen, bij jonge kinderen of pasgeborenen. Bij slechthorendheid kan erfelijkheid een rol spelen.
Vaak ontstaat slechthorendheid heel geleidelijk, waardoor de persoon in kwestie er in het begin niet zo veel van merkt. Zachte geluiden in de omgeving worden steeds zachter waargenomen totdat ze nauwelijks of niet meer worden gehoord. Vervolgens worden ook bepaalde klanken (zoals bijv. de m,n,b) niet meer goed gehoord. Op dat moment begint de slechthorendheid een probleem te worden. Meestal merken mensen in de naaste omgeving het verminderde gehoor het eerste op. Ze moeten zichzelf vaker herhalen, moeten harder spreken of storen zich eraan dat de radio of tv steeds harder wordt gezet. Op een gegeven moment wordt ook telefoneren lastiger, muziek wordt minder goed gehoord, het voeren van gesprekken wordt moeilijker en buiten ontstaan verwarrende situaties omdat het achtergrondlawaai de communicatie verhindert of doordat bepaalde geluiden op straat niet meer worden waargenomen. Slechthorendheid kan ook van de een op de andere dag ontstaan en ook kan de slechthorendheid gepaard gaan met oorsuizen (tinnitus), wat een extra belasting vormt.
Het is belangrijk dat mensen die vermoeden dat hun gehoor slechter wordt (of is geworden) om een gehoortest vragen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de slechthorende persoon te lang wacht, dit grote invloed heeft op de sociale en emotionele toestand. Vooral oudere mensen worden angstiger, worden depressief of neerslachtig, maken zich zorgen of worden sociaal minder actief.
Indeling
Slechthorendheid kan aangeboren zijn of verworven. Daarnaast kan de slechthorendheid erfelijk zijn of niet-erfelijk. Ook is er de verdeling in perceptief verlies of geleidingsverlies.
Globaal gezien zijn er 5 categorieën waarin de slechthorendheid kan worden ingedeeld:
1. Geleidings- (of conductief) gehoorverlies
2. Perceptief gehoorverlies
3. Gemengd gehoorverlies
4. Functioneel gehoorverlies
5. Centraal gehoorverlies
Daarnaast is er ook doofheid. Bij doofheid is er sprake van een zeer groot gehoorverlies en het communiceren via gesproken taal is dan (bijna) onmogelijk. Slechthorenden kunnen dit nog wel, na geluidsversterking, in combinatie met lipbeelden en gebaren. Dove mensen zullen echter voor gebaren kiezen of voor Gebarentaal (zonder te spreken).
Soorten gehoorverlies
1. Geleidings- (of conductief) gehoorverlies
Er is sprake van een storing in de overdracht (geleiding) van het geluid via de gehoorgang en de gehoorbeentjes in het middenoor naar het binnenoor. Dit kan bijvoorbeeld komen door een afsluiting van de gehoorgang door oorwas (cerumen) of een onderbreking van de gehoorbeentjes door een ongeval of chronische middenoorontsteking. Een bijzondere vorm van een geleidingsslechthorendheid is de aandoening otosclerose, waarbij de stijgbeugel (stapes) gefixeerd raakt. Trillingen kunnen dan in sterk verminderde mate aan het binnenoor worden doorgegeven.
2. Perceptief gehoorverlies
Er is een storing in de verwerking van de trillingen op het niveau van de zintuigcellen in de cochlea (slakkenhuis) en/of in het transport van de elektrochemische impulsen vanaf de haarcellen naar de akoestische hersenschors. Een perceptief gehoorverlies kan worden veroorzaakt door een pathologie in de cochlea ('cochleair gehoorverlies'), maar ook door een pathologie in 'hogere' gehoorcentra ('retrocochleair gehoorverlies'). Voorbeelden van een perceptief gehoorverlies zijn: de meeste vormen van aangeboren slechthorenheid, ouderdomsslechthorendheid, lawaaibeschadiging, gehoorverlies door intoxicatie en plotsdoofheid. Een gehoorverlies wat veroorzaakt wordt doordat een tumor in de hersenstam druk uitoefent op de gehoorzenuw is een voorbeeld van een retrocochleair (perceptief) gehoorverlies.
3. Gemengd gehoorverlies
Er is zowel een stoornis in de voortgeleiding van het geluid als in de verwerking van het geluid. Vaak gaat het dan om het resultaat van chronische middenoorinfecties, al dan niet in samenhang met middenooroperaties.
4. Functioneel gehoorverlies
Bij een functioneel gehoorverlies kan de onderzoeker met zijn/haar audiometrische testbatterij geen gehoorverlies aantonen, terwijl de patiënt toch last heeft van een vermindering van het gehoor. Vaak ligt er een emotionele of psychische oorzaak aan deze vorm van gehoorverlies ten grondslag. Aan een psychogeen gehoorverlies, zou een stoornis in de verwerking van de geluidsimpulsen (blokkade) in de akoestische hersenschors ten grondslag liggen.
5. Centraal gehoorverlies
Hierbij gaat het om een aandoening van het centrale zenuwstelsel. De interpretatie van het geluid is verstoord.
Het oor is onder te verdelen in 3 stukken; het uitwendig oor (buitenoor), het middenoor, en het binnenoor. Tezamen wordt dit ook wel het perifere gehoor genoemd.
Het uitwendige oor (buitenoor)
Het uitwendige oor of buitenoor omvat de oorschelp en de gehoorgang, die loopt tot aan het trommelvlies. De oorschelp bestaat uit kraakbeen, bedekt met een laagje huid. De oorschelp helpt bij het richtinghoren. Het buitenste deel van de gehoorgang bestaat uit kraakbeen, terwijl het binnenste deel van de gehoorgang bestaat uit hard bot. Beiden zijn bekleed met huid. De gehoorgang is ongeveer 2,5 cm lang en heeft een S-vorm en loopt iets omhoog. In het buitenste gedeelte van de gehoorgang bevinden zich haartjes. Hier bevinden zich ook een aantal kliertjes die oorsmeer (cerumen) afscheiden. Het oorsmeer bindt stof en vuil aan zich dat samen met het oorsmeer door de haartjes naar buiten wordt gebracht.
Het middenoor
Het middenoor bevindt zich tussen het trommelvlies aan de buitenkant en het ovale venster meer hoofdinwaarts. De luchtdrukverschillen drukken het trommelvlies beurtelings naar binnen en zuigen het naar buiten. Via drie kleine botjes (hamer/malleus, aambeeld/incus en stijgbeugel/stapes) wordt de beweging van het trommelvlies doorgegeven aan het ovale venster.
De holte waarin de gehoorbeentjes liggen wordt ook wel de trommelholte genoemd en is met lucht gevuld. Deze holte staat door middel van de buis van Eustachius in verbinding met de buitenlucht. Het middenoor, waarin de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel zich bevinden, moet er nu voor zorgen dat dit geluid zonder al te veel verlies van energie omgezet wordt in een trilling van de vloeistof in het slakkenhuis (de cochlea). Omdat het ovale venster een veel kleiner oppervlak heeft dan het trommelvlies en omdat de botjes als hefboom werken, worden de zwakke bewegingen van het trommelvlies mechanisch versterkt. De botjes kunnen in hun bewegingen geremd worden door kleine spiertjes die reflexmatig worden aangespannen wanneer het oor getroffen wordt door heel luide, lage trillingen. Na bijvoorbeeld een hardrockconcert blijven we enige tijd hardhorend omdat deze zelfbeschermingsreflex zich niet meteen ontspant. Helaas komt deze reflex te laat op gang om ook gehoorbeschadiging als gevolg van explosies te voorkomen.
Het binnenoor
Het binnenoor is voor de waarneming van de spraak het belangrijkste gedeelte van het perifere gehoor. Hier worden die fysieke geluidstrillingen omgezet in elektrische trillingen voor verdere verwerking in het centrale gehoor (in de hersenen).
Het binnenoor wordt ook wel het slakkenhuis (cochlea) genoemd. Het is aan de bovenzijde getooid met drie half-cirkelvormige buizen. Hierin bevindt zich ons evenwichtsorgaan, dat bij het horen verder geen functie heeft. Het slakkenhuis is een buis van ongeveer 35mm, die bij het ovale venster smal en dik is en naar binnen breed uitloopt, maar steeds dunner wordt. Het slakkenhuis is gevuld met een waterachtige vloeistof (perilymfe) en wordt over de totale lengte horizontaal in tweeën gedeeld door het basilair membraan. Het basilair membraan is aan de basis dik en stijf, maar wordt naar het uiteinde toe dunner en soepeler. Het membraan loopt echter niet helemaal tot de spits, zodat de bovenste kamer van het slakkenhuis in open verbinding staat met de onderste. De vloeistof in het slakkenhuis zit opgesloten tussen twee vliezen; het ovale venster aan de basis en het ronde venster aan het uiteinde. De bewegingen van het ovale venster zetten zich als drukgolven voort in de vloeistof van het binnenoor, zowel in de onderste als bovenste kamer. Het basilair membraan deint mee. Hierdoor komen de hele fijne haarcellen in beweging. De haarcellen geven dan een zenuwinpuls af (via de zenuwvezels die in de centrale gehoorzenuw gebundeld zijn) naar de hersenen en blijft dat doen tot de deining ophoudt.
Snelle trillingen (hoge frequenties) leiden tot stimulering van het basilair membraan in de buurt van de (dikkere en stijve) basis. Langzame trillingen (lage frequenties) stimuleren het basilair membraan meer naar het dunne, flexibele uiteinde toe. Sterkere, intensere geluidsstimulering leidt tot een deining over een groter stuk van het basilair membraan.
Slechthorendheid
Veel mensen hebben in meer of mindere mate last van een verminderd gehoorvermogen. Dit kan mensen (ernstig) beperken in hun dagelijkse bezigheden. In veel gevallen is het gehoor dermate achteruitgegaan dat mensen moeite hebben met het volgen van gesprekken. Dit is niet alleen vervelend voor de persoon zelf, maar ook voor mensen in de omgeving.
Slechthorendheid kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het gehoor verminderen door overdadige blootstelling aan te veel lawaai, door bepaalde medicijnen of door een ziekte van het gehoororgaan. Het gehoor wordt natuurlijk ook minder, naarmate men ouder wordt (ouderdomsslechthorendheid of presbyacusis). Ook kan slechthorendheid zich op jongere leeftijd voordoen, bij jonge kinderen of pasgeborenen. Bij slechthorendheid kan erfelijkheid een rol spelen.
Vaak ontstaat slechthorendheid heel geleidelijk, waardoor de persoon in kwestie er in het begin niet zo veel van merkt. Zachte geluiden in de omgeving worden steeds zachter waargenomen totdat ze nauwelijks of niet meer worden gehoord. Vervolgens worden ook bepaalde klanken (zoals bijv. de m,n,b) niet meer goed gehoord. Op dat moment begint de slechthorendheid een probleem te worden. Meestal merken mensen in de naaste omgeving het verminderde gehoor het eerste op. Ze moeten zichzelf vaker herhalen, moeten harder spreken of storen zich eraan dat de radio of tv steeds harder wordt gezet. Op een gegeven moment wordt ook telefoneren lastiger, muziek wordt minder goed gehoord, het voeren van gesprekken wordt moeilijker en buiten ontstaan verwarrende situaties omdat het achtergrondlawaai de communicatie verhindert of doordat bepaalde geluiden op straat niet meer worden waargenomen. Slechthorendheid kan ook van de een op de andere dag ontstaan en ook kan de slechthorendheid gepaard gaan met oorsuizen (tinnitus), wat een extra belasting vormt.
Het is belangrijk dat mensen die vermoeden dat hun gehoor slechter wordt (of is geworden) om een gehoortest vragen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de slechthorende persoon te lang wacht, dit grote invloed heeft op de sociale en emotionele toestand. Vooral oudere mensen worden angstiger, worden depressief of neerslachtig, maken zich zorgen of worden sociaal minder actief.
Indeling
Slechthorendheid kan aangeboren zijn of verworven. Daarnaast kan de slechthorendheid erfelijk zijn of niet-erfelijk. Ook is er de verdeling in perceptief verlies of geleidingsverlies.
Globaal gezien zijn er 5 categorieën waarin de slechthorendheid kan worden ingedeeld:
1. Geleidings- (of conductief) gehoorverlies
2. Perceptief gehoorverlies
3. Gemengd gehoorverlies
4. Functioneel gehoorverlies
5. Centraal gehoorverlies
Daarnaast is er ook doofheid. Bij doofheid is er sprake van een zeer groot gehoorverlies en het communiceren via gesproken taal is dan (bijna) onmogelijk. Slechthorenden kunnen dit nog wel, na geluidsversterking, in combinatie met lipbeelden en gebaren. Dove mensen zullen echter voor gebaren kiezen of voor Gebarentaal (zonder te spreken).
Soorten gehoorverlies
1. Geleidings- (of conductief) gehoorverlies
Er is sprake van een storing in de overdracht (geleiding) van het geluid via de gehoorgang en de gehoorbeentjes in het middenoor naar het binnenoor. Dit kan bijvoorbeeld komen door een afsluiting van de gehoorgang door oorwas (cerumen) of een onderbreking van de gehoorbeentjes door een ongeval of chronische middenoorontsteking. Een bijzondere vorm van een geleidingsslechthorendheid is de aandoening otosclerose, waarbij de stijgbeugel (stapes) gefixeerd raakt. Trillingen kunnen dan in sterk verminderde mate aan het binnenoor worden doorgegeven.
2. Perceptief gehoorverlies
Er is een storing in de verwerking van de trillingen op het niveau van de zintuigcellen in de cochlea (slakkenhuis) en/of in het transport van de elektrochemische impulsen vanaf de haarcellen naar de akoestische hersenschors. Een perceptief gehoorverlies kan worden veroorzaakt door een pathologie in de cochlea ('cochleair gehoorverlies'), maar ook door een pathologie in 'hogere' gehoorcentra ('retrocochleair gehoorverlies'). Voorbeelden van een perceptief gehoorverlies zijn: de meeste vormen van aangeboren slechthorenheid, ouderdomsslechthorendheid, lawaaibeschadiging, gehoorverlies door intoxicatie en plotsdoofheid. Een gehoorverlies wat veroorzaakt wordt doordat een tumor in de hersenstam druk uitoefent op de gehoorzenuw is een voorbeeld van een retrocochleair (perceptief) gehoorverlies.
3. Gemengd gehoorverlies
Er is zowel een stoornis in de voortgeleiding van het geluid als in de verwerking van het geluid. Vaak gaat het dan om het resultaat van chronische middenoorinfecties, al dan niet in samenhang met middenooroperaties.
4. Functioneel gehoorverlies
Bij een functioneel gehoorverlies kan de onderzoeker met zijn/haar audiometrische testbatterij geen gehoorverlies aantonen, terwijl de patiënt toch last heeft van een vermindering van het gehoor. Vaak ligt er een emotionele of psychische oorzaak aan deze vorm van gehoorverlies ten grondslag. Aan een psychogeen gehoorverlies, zou een stoornis in de verwerking van de geluidsimpulsen (blokkade) in de akoestische hersenschors ten grondslag liggen.
5. Centraal gehoorverlies
Hierbij gaat het om een aandoening van het centrale zenuwstelsel. De interpretatie van het geluid is verstoord.
Voor meer informatie:
2 opmerkingen:
Leuke site, er staat alleen wel gelijk een schrijffoutje in de rechter kolom. Hier vind je moet namelijk niet met DT !!! Dat kan natuurlijk niet als logopedie-student! Haha!
Bedankt voor je berichtje! En ik heb de fout meteen weggehaald ;-)
Groetjes, Linda
Een reactie posten