woensdag, november 29, 2006

Essay: Het slikmechanisme bij jonge kinderen en volwassenen

Slikken is een complex van opeenvolgende, gecoördineerde bewegingen, die voor een deel uit willekeurige en voor een deel uit onwillekeurige (reflexmatige) spiercontracties bestaat. Baby’s en jonge kinderen hebben een ander slikmechanisme dan volwassenen. De anatomische relatie tussen de structuren in de mondholte en de farynx is bij baby’s en jonge kinderen anders dan bij volwassenen en bovendien vult bij baby’s de tong de mondholte geheel op.
Deze essay is bedoeld om informatie te geven over de belangrijkste verschillen tussen het slikmechanisme bij jonge kinderen en bij volwassenen en tot welke leeftijd deze verschillen gelden. Eerst wordt kort het slikproces beschreven en het slikmechanisme van baby’s en jonge kinderen. Daarna wordt besproken welke veranderingen, met betrekking tot het slikmechanisme, er optreden als baby’s/jonge kinderen ouder worden en welke verschillen er zijn tussen het slikmechanisme bij jonge kinderen en bij volwassenen. Ten slotte wordt besproken tot welke leeftijd deze verschillen gelden.

Het slikproces
Het slikproces verloopt in 4 fasen: de voorbereidende, orale fase (het verzamelen van voedsel, het kauwen) de orale transportfase (het transporteren van de bolus van de mond naar de farynx) de faryngeale fase (het transport van de bolus van de orofarynx naar de hypofarynx) en ten slotte de oesofageale fase (het transport van de bolus in de oesofagus).

De eerste twee fasen in het slikproces staan onder willekeurige controle. De derde fase is bewust en onwillekeurig. De vierde en laatste fase van het slikproces is onbewust en onwillekeurig. Fase drie en vier worden reflexmatig uitgevoerd (Maks- Van der Veer, 1995).

Het slikmechanisme van baby’s en jonge kinderen
Bij baby’s en jonge kinderen is de anatomische relatie tussen de structuren in de mondholte en de farynx anders dan bij volwassenen. Bij baby’s vult de tong de mondholte geheel op, de vetdelen in de wangen vernauwen de mondholte in zijwaartse zin en het hyoid en de larynx liggen lager dan bij volwassenen, waardoor een meer natuurlijke bescherming van de luchtweg ontstaat. Het velum hangt meestal lager, met de huig vaak in rust in het gebied van de epiglottis waardoor als het ware een holte met de valleculae ontstaat (Logemann, 2000). Tussen de zes en twaalf maanden komen de eerste tanden door. Dit wordt vaak gezien als een belangrijke bijdrage aan de overgang naar vast voedsel, maar is echter moeilijk vast te stellen (Engel-Hoek, 2002).

Volgens Dellow, 1976 (in: Logemann, 2000) begint slikken al in het foetale stadium, waarbij de foetus zuigbewegingen maakt, vruchtwater drinkt en soms zelfs de duim in de mond steekt.

Bij baby’s en jonge kinderen wordt de bolus met behulp van enkele pompbewegingen van de tong achterin de mond verzameld, voor het naar voren opbollende velum of in de valleculaire holte. Kinderen hebben tot drie/vier maanden een zuig- slikreflex, daarna gaan ze bewust zuigen (Engel-Hoek, 2002). De mondfuncties worden aanvankelijk subcorticaal en onbewust gestuurd en later worden ze geleidelijk aan meer en meer corticaal en daarmee bewuster gestuurd (Jansonius-Schultheiss, 2004).

Verschillen tussen het slikmechanisme bij jonge kinderen en volwassenen
Op onderstaande plaatjes is goed te zien welke verschillen er zijn in de mond, larynx en farynx tussen jonge kinderen en volwassenen.



(Uit: Wolf & Glass, 1992)



(Uit: Logemann, 2000)

Anatomische verschillen zijn: bij baby’s vult de tong de mondholte geheel op, de vetdelen in de wangen vernauwen de mondholte in zijwaartse zin, het hyoid en de larynx liggen hoger dan volwassenen en het velum hangt meestal lager.

De fysiologie van het slikken bij baby’s is anders dan bij volwassenen. Bij het tepelzuigen pompt de baby achter elkaar met de tong (eerst de tong en de kaak tezamen) melk uit de tepel en verzamelt deze vloeistof ter hoogte van de farynxbogen (voor het naar boven opgebolde gehemelte) of in de valleculae. Iedere baby ontwikkelt de gewoonte om, met enige variabiliteit, een bepaald aantal opeenvolgende pompbewegingen te maken. Als een bolus van een bepaalde hoeveelheid is verkregen wordt de faryngeale slikbeweging opgewekt. Indien men de baby een kleine vloeibare bolus geeft (1 ml) op een lepel geeft dan produceert de baby eerst een orale- en dan een faryngeale slikbeweging op dezelfde wijze als een volwassene (Logemann, 2000).

De faryngeale slikbeweging van een baby is hetzelfde als die van een volwassene met twee uitzonderingen. De larynxheffing is sterk verminderd omdat de larynx anatomisch gezien direct onder de tongbasis ligt en niet veel omhoog hoeft te komen. En bij normale baby’s komt de achterste farynxwand tijdens slikken vaak veel meer naar voren dan bij een volwassene (Logemann, 2000).

Zoals al eerder vermeld worden de mondfuncties aanvankelijk subcorticaal en onbewust gestuurd en later worden ze geleidelijk aan meer corticaal en daarmee bewuster gestuurd (Jansonius-Schultheiss, 2004). Een pasgeboren baby zal reflexmatig drinken (waarbij dus ook fase 1 en 2 reflexmatig zijn), maar na een maand of zes zal de voeding willekeurig gedronken worden (Engel-Hoek, 2002).

Tot welke leeftijd de verschillen gelden
Gedurende de eerste 21 levensjaren groeit het aangezicht. De kaak groeit naar omlaag en naar voren, waardoor de tong lager komt te liggen en de ruimte tussen de tong en het gehemelte groter wordt en de mondholte wordt gevormd. De larynx en het hyoid komen hoger te liggen waardoor de farynx langer en ruimer wordt. Deze veranderingen van de farynx en de larynx vinden vooral in de puberteit plaats (Logemann, 2000).

Volgens Bosma, 1973 (in: Logemann, 2000) begint bijten bij ongeveer zeven maanden en begint kauwen met ongeveer tien tot twaalf maanden, waarbij er een grote variabiliteit is voor wat betreft het moment waarop het normale volwassen kauwpatroon is bereikt. Dat kan wel tot het derde of vierde levensjaar duren, afhankelijk van het kind. Als de baby kleine hapjes gepureerd of zacht voedsel slikt dan is de orale en faryngeale slikbeweging hetzelfde als die van een volwassene, met uitzondering van de verminderde larynxheffing.

Het meer ontwikkelde slikpatroon wordt volgens bepaalde auteurs op de leeftijd van 12-15 maanden bereikt. Sommige auteurs beweren echter dat het ontwikkelde stadium pas later op de leeftijd van 10 jaar bereikt wordt. Kenmerken van het goede, ontwikkelde stadium zijn dan: occlusie van de gebitselementen, tongpunt tegen de processus alveolaris superior, tongranden aangezogen tegen de kiezen van de bovenkaak en de tongpunt heft zich in verticale richting; tijdens de slikactie is er een golfbeweging van het tongblad, even boven de neutrale positie. Er is sprake van een afrollende beweging naar achteren van de tongrug tegen palatum durum en velum. De voedselbrok wordt dan naar achteren getransporteerd (Jansonius-Schultheiss, 2004).

Literatuur
Engel-Hoek, L., van der (2002). Eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Jansonius-Schultheiss, K., Van Coppenholle, L., Beyart, E. (2004). Afwijkende mondgewoonten. Leuven/Voorburg: Acco.

Logemann, J. (2000). Slikstoornissen. Onderzoek & behandeling. Lisse: Swets & Zeitlinger Publishers.

Maks- Van der Veer, S. (1995). Slikken in beweging; de multidisciplinaire benadering van diagnostiek en therapie van slikstoornissen na oncologische ingrepen in het hoofd/halsgebied. Lisse: Swets & Zeitlinger b.v.

Wolf, L.S., Glass, R.P., (1992). Feeding and swallowing disorders in infancy. San Antonio, Texas: Therapy Skill Builders.